Reportage: het Belgische kabelnetwerk ontward
Het gaat vanzelf: zet thuis je computer, smartphone, tablet of spelconsole aan, en je zit op het internet. Ze worden allemaal bediend door dezelfde draadloze router in de woonkamer, die op zijn beurt met een kabelverbinding aangesloten is op het netwerk van de operator. Dat stuk van het tracé kennen we allemaal wel. Maar hoe gaat het verder? Daarvoor moeten we in de grond gaan wroeten. Net als de internetoperatoren zelf dat ooit hebben moeten doen. Ondergronds Belgacom en Telenet hebben meer dan vijftien jaar infrastructuurwerken achter de rug om ons internet aan de huidige snelheden te kunnen leveren. Hun belangrijkste wapen? Glasvezelkabels. Het hart van het netwerk dat beide operatoren onder de grond hebben liggen, bestaat uit optische vezels van zeer helder glas, die het mogelijk maken om digitale signalen betrouwbaar te transporteren over heel grote afstanden. Dit maakt dat België nog steeds tot de landen met de snelste internetverbinding ter wereld behoort. "En als je alleen de allersnelste verbindingen in rekening neemt, vanaf 30 megabit per seconde, zijn we nog steeds de top in Europa", zegt woordvoerder Dirk Appelmans van het Belgisch Instituut voor Post en Telecom. "Negen procent van alle breedbandverbindingen zijn ultrasnel, dat is meer dan het dubbele van het Europese gemiddelde." Backbone De kern van dat succes is een ondergronds kluwen van glasvezelkabels dat tienduizenden kilometers beslaat. Hoeveel kilometer glasvezel er precies ligt, is moeilijk te zeggen. Naast Belgacom en Telenet hebben immers ook andere telecombedrijven, zoals British Telecom en Colt, een paar duizend kilometer glasvezel in onze bodem zitten. En dan zijn er nog een aantal nuts- en andere bedrijven, zoals de NMBS en Inbev, die hun interne communicatie verzorgen met een eigen glasvezelnetwerk. De twee grootste netwerkeigenaars blijven natuurlijk Belgacom en Telenet, met respectievelijk 17.000 en 15.000 kilometer glasvezelkabel onder de grond. Telenet, dat 6.000 kilometer glasvezelkabel zelf aanlegde en de overige 9.000 gebruikt dankzij overeenkomsten met andere telecombedrijven, was de eerste. Het bedrijf begon in 1997 glasvezelverbindingen te begraven in Vlaamse bodem, die snel internet moesten binnenbrengen in je woning. "Tussen 1997 en 2002 hebben we massaal gegraven om wachtbuizen in de grond te steken", zegt Evelyne Nieuwland, woordvoerster van Telenet. "Daar werd dan vervolgens glasvezel door geblazen." Onder de grond ligt een kluwen van duizenden kilometers glasvezelkabels. Glasvezelblazen Een hydraulisch systeem blaast de kabels met hoge druk door de buizen, waardoor er letterlijk kilometers kabel in één keer door de buizen kunnen worden gehaald. Het zware werk zat hem dus in het aanbrengen van de wachtbuizen, waarvoor uiteraard gegraven moest worden. Het inbrengen van de (duurdere) kabel kon aan een lager tempo gebeuren, in functie van het groeiend aantal gebruikers.