‘Deepwater Horizon’ op Pickx+: het waargebeurde relaas van de grootste olieramp ooit

Het platform Deepwater Horizon, bestuurd door de Britse oliereus BP en eigendom van de onderneming Transocean, bevatte 2,6 miljoen liter olie en boorde ongeveer 1,27 miljoen liter op per dag. Op 20 april 2010 vond op de Deepwater Horizon een blow-out plaats, gevolgd door een explosie, waarbij elf bemanningsleden omkwamen. Blusboten konden het platform, dat in brand stond, niet meer redden, waarna het op 22 april zonk.

Er ontstond een enorme olievlek op het wateroppervlak voor de kust van Louisiana, met een omtrek van 965 kilometer. Met vlotters trachtten de kustwacht en olieproducent BP, eigenaar van het gezonken booreiland, de vlek in te dijken. Ze probeerden de olie naar een meer afgelegen gebied te transporteren om het daar in brand te steken.

Pas op 5 mei was er sprake van een kleine vooruitgang in de strijd tegen de olievervuiling in de Golf van Mexico. BP slaagde er toen in om één van de drie olielekken te dichten. Op 13 mei raakte bekend dat de olieramp met het booreiland BP al 450 miljoen dollar (353 miljoen euro) had gekost. Eind mei was dat bedrag al opgelopen tot 930 miljoen dollar.

Midden juni zei de toenmalige Amerikaanse minister van Binnenlandse Zaken Ken Salazar dat het lek “volgens de nieuwe schatting” tussen de 35.000 en 60.000 vaten per dag bedroeg. De olievervuiling werd bestreden met zowat 46.000 mensen, meer dan 6.400 schepen en tientallen vliegtuigen. BP zou een fonds oprichten van 20 miljard dollar om de kosten van de olieramp mee op te vangen.

Op 15 juli, bijna drie maanden na de explosie op het boorplatform, slaagde BP er voor het eerst in het olielek te dichten. Alle kleppen van de trechter die over het lek was geplaatst, waren gesloten. Begin augustus begon BP met het definitief dichtgooien van de olieboorput door zware modder en cement in de put te pompen. Zo kwam er een definitief einde aan de grootste olievervuiling in de geschiedenis.

Door de ontploffing op en het zinken van het boorplatform Deepwater Horizon waren volgens een schatting van de VS bijna 5 miljoen vaten in het water terechtgekomen, of ongeveer 780 miljoen liter ruwe olie. Er werden 800.000 vaten gerecupereerd.

In december 2010 diende de Amerikaanse regering een klacht in tegen petroleumgroep BP en acht bedrijven om financiële schadevergoedingen te verkrijgen. Een jaar na de olieramp in de Golf Van Mexico was nog maar 3,8 miljard dollar (2,2 miljard euro) aan schadevergoedingen uitbetaald aan slachtoffers van de ramp. Er waren op dat punt zo'n 857.000 aanvragen voor schadevergoedingen ingediend door bedrijven en privépersonen. Zo’n 300.000 daarvan waren al ingewilligd.

In maart 2012 trof BP een gedeeltelijke schikking met enkele slachtoffers van de ramp. Het ging om vissers en bedrijven uit de getroffen regio. Het totaalbedrag van de schikking bedroeg 7,5 miljard dollar (5,9 miljard euro).

In september 2014 klonk het bij monde van een Amerikaanse rechter dat de Britse oliereus BP zich schuldig had gemaakt aan “grove nalatigheid”. In 2015 raakte bekend dat BP een recordbedrag van 20,8 miljard dollar (ruim 18,7 miljard euro) zou betalen om een reeks schadeclaims te schikken en zo te ontsnappen aan vervolging in de VS. Het ging om claims van de federale overheid en vijf Amerikaanse staten (Louisiana, Mississippi, Alabama, Florida en Texas). De betaling zou worden gespreid over 18 jaar. Het was de hoogste boete in de Amerikaanse geschiedenis die een onderneming ooit moest betalen.

In totaal kostte de olieramp BP ongeveer 65 miljard dollar aan boetes, schadevergoedingen en opruimingskosten.

‘Deepwater Horizon’ is vanavond om 21u beschikbaar op de exclusieve zender Pickx+ (zender 13). Ontdek het volledige aanbod van Pickx+!